• No Products in the Cart

Conny Braam gaat de barricade op: ‘Zo uitzonderlijk ben ik nou ook weer niet’

  • Marina
  • jun 15, 2020
Conny Braam Wij zijn de wrekers over dit alles

Een fotootje van verzetsstrijder Hannie Schaft hing altijd boven de tafel waar Conny Braam als 14-jarige haar huiswerk deed.

“Ik ben opgegroeid met namen als Hannie Schaft en Jan Bonekamp. Het stond buiten kijf dat als ik ouder was, ik Hannie wilde zijn.” Dus als zich een moment aandient om onrecht te bestrijden, doet de schrijver dat zonder blikken of blozen. “Hup, de barricade op. Ik loop voorop. Die neiging heb ik nog steeds wel.”

In al haar boeken onderzoekt Braam historische verhalen waar een luchtje aan zit. De auteur, geboren Arnhemse, maar vooral IJmuidense, heeft veertien boeken op haar naam staan, inclusief haar nieuwste roman ‘Wij zijn de wrekers over dit alles’, die vandaag verschijnt bij Uitgeverij Atlas Contact.

Geschiedenis is vaak de geschiedenis van de machthebbers, vindt Braam. “Het is toch van de gekke dat 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog in feite nog onbekend is dat er honderdduizenden Afrikanen en Indiërs, uit Britse koloniën, in Europa tegen de legers van Hitler hebben gevochten.”

,,Ze zijn onder voorwaarden van Winston Churchill (Verenigd Koninkrijk) gelokt om vrijwillig mee te vechten in ruil voor vrijheid en democratie. Vervolgens zijn ze verraden en bedrogen. Krankzinnig. Ik ben daar heel kwaad over geweest. Miljoenen hebben hun leven gegeven. Niet voor hun eigen vrijheid, maar voor onze vrijheid.”

Racisme
Ze doelt op het feit dat in 1942 in Noord-Afrika duizenden witte, zwarte en bruine Zuid-Afrikanen krijgsgevangen zijn gemaakt en naar Europa zijn vervoerd. De hoofdpersoon uit haar boek, sergeant Jakob Witbooi, is daar een van.

Jakob is de kleinzoon van de Afrikaanse vrijheidsstrijder Hendrik Witbooi, de voorganger van Nelson Mandela, die tegen het Duitse kolonialisme streed. Over hem schreef Braam in 2016 de roman ‘Ik ben Hendrik Witbooi’.

Jakob en zijn vrienden komen in Europese krijgsgevangenkampen. Daar blijven de raciale verhoudingen, zoals ze die destijds in Afrika leerden kennen, standhouden. De mannen komen eind 1944 als dwangarbeiders terecht bij de fabriek IG Farben in Auschwitz III. Ze beseffen dat dit het ultieme gevolg van racisme is.

Apartheid
“Het schrijven van dit boek leerde me dat racisme allerlei vormen kan aannemen. Van belachelijk tot gruwelijk. Dit verhaal heeft vanaf het begin natuurlijk de tragiek in zich. Met elkaar overwinnen de mannen ontzettend veel. Op de terugweg naar huis vinden ze elkaar echt, alsof hun hart als een klopt. Dan komen ze thuis in Zuid-Afrika en bam! Apartheid aan hun broek.”

,,Maar”, vervolgt Braam. ,,Het mooie ervan is toch dat de ervaringen van deze veteranen van vitaal belang waren voor de vrijheidsdrang die in Afrika ontstond.”

Braam groeide zelf op in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog met een IJmuidense vader en Beverwijkse moeder. “Mijn vader was dienstplichtig, hij maakte de inval van de Duitsers mee. Ze zijn tijdelijk naar Arnhem gegaan, omdat hij daar werk kon krijgen.”

,,Na het bombardement en de evacuatie zijn ze met de fiets aan de hand terug naar de Alkmaarseweg in Beverwijk gelopen. Dat moet weken hebben geduurd. Mijn moeder was hoogzwanger van mijn oudste broer, onderweg is mijn vader gearresteerd en moesten ze steeds overnachting vinden.”

Verzet
Het waren de verzetsstrijders die het jonge gezin in Beverwijk van voedsel en spullen voorzagen. “Mijn vader is uiteindelijk gaan helpen met het creëren van meerdere onderduikplekken. Opa Braam woonde in IJmuiden naast de Westerbegraafplaats. Na de oorlog heeft hij Jan Bonekamp begraven. Ik groeide op met die verhalen”, zegt Braam, die een uitgesproken antiracistische en -fascistische opvoeding genoot.

“Mijn ouders vertelden altijd zo aandoenlijk over de oorlog. Ze waren geen stoere mensen en zelfs bang uit de oorlog gekomen, maar ze spraken altijd met ontzag over de verzetsstrijders. Die hadden het gedurfd. Door het verzet zijn mijn ouders geholpen en gered. Daar wilde ik bij horen.”

Het was voor haar dan ook volkomen gewoon om begin jaren zeventig als begin twintiger de Anti-Apartheidsbeweging Nederland op te richten. “Om een strijd te steunen tegen racisme en fascisme in Zuid-Afrika vond ik volstrekt normaal. Dat soort gedrag mag niet geaccepteerd worden.”

Die beweging, waar ze voorzitter van was, werd uiteindelijk met honderdduizend leden mogelijk de grootste solidariteitsbeweging die Nederland ooit gekend heeft. ,,Een groot voordeel was dat ik van jongs af aan goed kon organiseren en mensen kon motiveren. Ik had exact de karaktertrekken en vaardigheden die nuttig waren voor zo’n beweging.”

Operatie Vula
Haar ouders leerden haar om vooral niet op te vallen. “Want dan gebeurt je ook niets, zeiden ze. Maar dat was iets waar ik niet naar luisterde”, lacht Braam. Naast haar voorzitterschap, waarmee ze regelmatig op Nederland 1 en 2 te zien was, zat ze ook in het ondergronds verzet. ,,Ik denk er met veel voldoening aan terug.”

Met Operatie Vula (Zoeloe voor ‘open deur’) ondersteunde ze met haar team in het diepste geheim Nelson Mandela. Ze vermomde leden van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) om ze Zuid-Afrika binnen te krijgen. Ze zette een communicatiesysteem op waarmee Mandela vanuit zijn gevangeniscel contact had met de buitenwereld. Ze schreef kaarten met onzichtbare inkt.

Met de leden van de ANC had ze een vriendschappelijke band. Ze moest het bekopen met aanslagen op haar leven en is zelfs vergiftigd. En dat allemaal in het diepste geheim, terwijl ze haar dochter Tessel opvoedde.

Verantwoordelijkheid
“Ik heb het geluk dat ik de kans heb gekregen om iets te doen. Volgens mij zijn er zat mensen die hetzelfde hadden willen doen, maar niet in de positie zaten. Zo uitzonderlijk ben ik nou ook weer niet”, reageert ze bescheiden.

“In die jaren heb ik nooit gehuild. Dat wil niet zeggen dat ik niet bang was, ik liet het gewoon niet zien.” Toen Mandela op 11 februari 1990 vrijgelaten werd, kwam alle spanning eruit en huilde Braam twee weken non-stop. “Ik heb altijd een enorme verantwoordelijkheid gehad voor anderen. Die beschermende houding heb ik al sinds kinds af aan.”

Toen ze in 1992 debuteerde met de non-fictie ‘Operatie Vula – Nederlanders in het ondergrondse verzet tegen apartheid’ werd een droom werkelijkheid.

“Ik wilde altijd al schrijver worden. Opa Braam had mij als opdracht gegeven om over oud-IJmuiden en onze familie te schrijven. Dus dat is wat ik wilde doen. De strijd tegen apartheid kwam er twintig jaar tussendoor. Het heeft me een ervaring opgeleverd die ik niet had gehad als ik meteen was gaan schrijven.”

Overwinning
Terug naar ‘Wij zijn de wrekers over dit alles’ en waarom het voor haar nodig is om deze verhalen te blijven schrijven. “Racisme kan heel diep zitten, maar het intermenselijke contact drijft onverwoestbaar naar samenwerking, naar samen zijn en uiteindelijk ook naar warme diepe gevoelens voor elkaar.”

,,Racisme kan overwonnen worden, mits mensen maar naar elkaar kijken. Binnen de groep in het boek wordt dat langzamerhand duidelijk. We moeten inzien dat de een niet zonder de ander kan bestaan.”

Bron: Noordhollands Dagblad, april 2020
Foto: United Photos/Toussaint Kluiters

YOU MIGHT ALSO LIKE