
De nacht na haar bevalling kreeg Carla van Wingerden (49) het opnieuw heel erg benauwd. „Zo heb je net een kindje gekregen en zo ben je voor je leven aan het vechten”, vertelt de Heemskerkse. Vijftien jaar geleden kreeg ze zwaar hartfalen. Die zijn na haar bevalling ontdekt. Dankzij een donorhart leeft ze nog. „Ik had toen niet durven dromen dat mijn leven er nu zo goed uit zou zien.”
Op het einde van haar tweede zwangerschap werd Carla (toen 34) steeds zieker. Ze was erg benauwd en zwaar vermoeid. „De verloskundige kwam voor controle en zei: Met je kindje gaat het goed, maar met jou niet. Je hartslag is te traag.” De dertiger besloot langs de huisarts te gaan, maar die gooide het op de laatste loodjes van de zwangerschap. Haar zoon Sil kwam uiteindelijk vijf weken te vroeg. „Ik zeg altijd tegen hem: Het is goed dat je te vroeg bent geboren, want je hebt mijn leven gered.”
Na haar bevalling lag Carla tien dagen op de intensive care van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. „ Het voelde alsof er een olifant op mijn borst stond. Op dat moment had ik zelf niet door hoe ernstig het was. Ik kreeg medicijnen en dacht dat het wel over zou gaan.” Maar het ging niet over. Ze werd overgeplaatst naar het UMC Utrecht. „De arts zei tegen me: Je had geen dag later moeten komen. Ik heb toen maanden aan een steunhart gelegen.”
Steunhart
„Je ligt gewoon aan een machine. De machine houdt je in leven.” Carla kreeg zelfs een dubbelsteunhart. Het was de bedoeling om met dat steunhart naar huis te gaan. „Zelf zag ik dat niet zitten met twee kinderen thuis. Mijn dochter Daantje was toen twee. Ik kreeg bloedpropjes in het steunhart, waardoor ik longembolie kreeg en weer benauwd was.” Ze is drie dagen in slaap gehouden. „Toen ik wakker werd, hoopte ik dat de pomp weg was, maar nee.” Ze werd op de spoedlijst voor een donorhart geplaatst. „Een bloedprop is tricky, het kan zo naar je hersenen schieten.”
Eenentwintig dagen stond ze op de spoedlijst. „Dat waren de langste drie weken van mijn leven. Echt afschuwelijke weken. Ik kon niet meer eten. Ik wilde wel, maar het ging niet. Ik maakte me vreselijk zorgen. Ik kon alleen maar liggen, beetje wassen, weer terug in bed, een kwartiertje therapie. Dat waren mijn dagen. Ik was helemaal in de war. Ik was net moeder geworden, maar kon moeilijk met Sil een band opbouwen. Mijn dochtertje vond het ook eng, ik lag natuurlijk aan allerlei toeters en bellen met draden in mijn armen en gedoe op mijn buik.”
Paniek
„Alles was zo plotseling. Ik was een gezonde jonge vrouw, getrouwd, had een leuke baan bij een kinderdagverblijf, deed leuke dingen. Ik had gewoon een normaal leven. Ik wist niet hoe ik zou zijn na de transplantatie. Straks word ik gewoon een kasplantje, kan ik alleen maar luisteren en meer niet, dacht ik.” Op een computer in het ziekenhuis heeft ze zich een beetje kunnen inlezen. „Ik dacht dat mijn leven heel anders zou worden, maar dat is het eigenlijk niet. Zo’n mooi leven als ik nu heb, had ik toen niet durven dromen.”
Voor de transplantatie besefte Carla maar al te goed dat het twee kanten op kon gaan. „Ik raakte in paniek. Ik trok het slecht. Ik was onrustig. Op een gegeven moment hoorde ik gestommel op de gang. Er was wat gaande. De arts kwam binnen. Is er een hart, vroeg ik. Ja, er is een hart, zei hij. Ik was echt dolgelukkig. Ik was helemaal niet meer bang. Als ik zover ben gekomen, dan gaat het gewoon goed.”
De periode van steunhart tot transplantatie duurde twee maanden. „Ik heb in die periode zoveel gehuild, niet normaal. Voor ons als gezin was het een hel.” Na haar transplantatie sprong ze niet direct een gat in de lucht. „Die borstkas was weer helemaal open. Ik zat zwaar onder de medicijnen en was best wel angstig. De meeste toeters en bellen waren weg. Het steunhart was weg. Nu moest ik het op eigen kracht doen met een hart van een ander. Ik moest er maar op vertrouwen dat het werkte. Dat vond ik toen heel eng.”
Parachutespringen
Haar arts stelde haar gerust: Je hebt een heel goed hart gekregen. „Dit is het mooiste geschenk wat je kan krijgen. Donorschap geeft mensen een kans om verder te leven. Ik ben de donor en zijn, of haar, familie erg dankbaar. Daardoor kan ik mijn kinderen zien opgroeien. In het begin had ik een gehaast en onrustig gevoel. Ik wilde alles snel doen. Nu is dat weg. Maar als ik iets wil doen, dan doe ik het. Ik ga niet wachten. Ik kan nu alles doen wat ik wil. Behalve parachutespringen, dat is niet heel verstandig.”
Bron: Noordhollands Dagblad, november 2020
Foto: Heleen Vink