Akwasi

Akwasi schrijft persoonlijke brieven aan Anton de Kom: ‘Je kunt niet zijn wat je niet ziet’

Schrijver en omroepdirecteur Akwasi droomt van een Nederland waarin ‘onze kinderen’ opgroeien in een wereld waar ze volledig zichzelf kunnen zijn. Een samenleving die respect toont voor alle waarden en waarin verschillen worden gevierd. De weg naar die droom? ‘Luisteren op de momenten die er echt toe doen.’

Vlak voor ons gesprek gaat de telefoon van Akwasi – het is zijn moeder. Hij neemt even op en wisselt enkele woorden met haar, waarna we een plekje zoeken in de koffiezaak in het pand bij Omroep ZWART. 

Hij beweegt zich gracieus door de ruimte, spreekt zacht, bezield, weloverwogen, met een natuurlijk ritme. Elke zin lijkt hij van tevoren te overdenken. Zijn blik is vriendelijk, uitnodigend. Soms lacht hij om zijn eigen humor.

Akwasi Owusu Ansah (37) is schrijver, dichter, muzikant, ondernemer en creatief directeur van Omroep ZWART. In 2018 publiceerde hij de poëziebundel Laten we het er maar niet over hebben. Vijf jaar later gaf hij de Anton de Kom-lezing, een jaarlijkse voordracht die aandacht vraagt voor de strijd tegen intolerantie en discriminatie.

Zijn nieuwe boek Brieven aan Anton de Kom vloeit voort uit die lezing. In elf persoonlijke brieven gericht aan de Surinaamse schrijver en verzetsstrijder (1898-1945) reflecteert Akwasi op de belangrijkste momenten uit zijn leven. Thema’s als verzet, moed en verandering komen aan bod, evenals De Koms nalatenschap en de staat van Nederland.

De brieven schreef hij bij het standbeeld van De Kom in Amsterdam-Zuidoost. Daar beleefde hij een spirituele ervaring. Hij vraagt zich af waarom een man die altijd keurig gekleed ging, op een standbeeld ‘schaars gekleed, bijna als een slaaf’ is afgebeeld. ‘Hij was geen tot slaaf gemaakte, maar een krachtige denker, altijd gekleed in net pak.’ 

Akwasi gelooft dat De Kom naar hem luistert, op een spirituele manier. Die verbondenheid geeft het boek een intieme toon.

Haat en beledigingen

‘In zijn tijd kreeg hij alleen nog geen haatbrief via een postduif’, merkt Akwasi op over hun gedeelde ervaring met racisme. ‘Met een profiel op vier sociale media-kanalen kreeg ik de afgelopen jaren met enorm veel haat, beledigingen en bedreigingen te maken.’

In De Kom, die met Wij slaven van Suriname streed tegen kolonialisme en onderdrukking, ontdekte Akwasi een zielsverwant, een spirituele metgezel. Tijdens het schrijfproces voelde het alsof de verzetsheld hem aanmoedigde: ‘wees moedig, wees gevreesd, wees geliefd, wees verstandig’. ‘Dat zijn geen woorden die meneer Anton zelf schreef. Het is wel mijn credo geworden, want het is wie ik ben. Ik ben moedig, ik ben geliefd.’

Het boek dient echter niet alleen om vragen en gedachten met De Kom te delen. ‘Het is ook een boodschap aan Nederland’, benadrukt de schrijver. ‘Het is een manifest aan het land. Voor mij is een manifest geen gesloten verklaring, maar juist een uitnodiging tot betrokkenheid. Het is een levend document dat een richting aangeeft, maar tegelijkertijd ruimte laat voor evolutie en verfijning door middel van voortdurende dialoog en wederzijds luisteren.’

Wat is uw boodschap voor Nederland?

‘Ik hoop dat we als Nederlanders meer naar elkaar gaan luisteren. In mijn boek praat ik tegen meneer De Kom. Hij hoort me niet, wel luistert hij naar me. Als je met elkaar in dialoog gaat, zeg dan niet alleen wat je wilt zeggen, luister ook. Als je echt luistert, kun je wat met de woorden, het maakt zelfreflectie mogelijk. Dit is mijn manifest: laten we als verschillende Nederlanders, hoe je ook leeft, gelooft en eruit ziet, meer naar elkaar luisteren.’

Op welke momenten kunnen we meer luisteren?

‘Op de momenten die er echt toe doen. Voor mij zijn dat momenten van oorlog en van tegenover elkaar staan. Maar ook momenten dat we elkaar niet begrijpen of juist niet met elkaar praten en als we voelen dat het nodig is om te luisteren. 

Kun je je voorstellen dat je elf brieven van iemand ontvangt, leest en er niet op reageert, maar enkel luistert? Het is niet voor te stellen dat je alles in je opneemt zonder erop te reageren. Ik hoop dat ik beter word in luisteren. Want soms zeg je met niets meer dan genoeg.’

Wat herkent u van uzelf in Anton de Kom?

‘Het strijden en het durven opkomen voor verzet. Het tegengaan van racisme, sociaal onrecht, kolonialisme en imperialisme. En ook trots zijn op je roots. Hij was Surinaams, ik ben geboren in Amsterdam. Mijn vader komt uit de voormalige Goudkust, mijn moeder uit Ghana. 

‘Ik hoop dat ik beter word in luisteren. Soms zeg je met niets meer dan genoeg.’

Meneer Anton is in zijn leven verguisd en heeft weinig erkenning gekregen. Toch durfde hij wel ergens voor te staan, verdiepte zich in de materie, nam geen blad voor de mond. En hij kwam erg op voor anderen – niet voor zichzelf. Hij was een strijder, en ik denk dat ik ook een strijder ben.’

Hoe uit zich uw strijdlust in het dagelijks leven?

‘Bij al die punten die ik net noemde. Ik maak me hard om daarin verandering te brengen. Als iets altijd al zo is geweest, waarom zou het dan niet kunnen veranderen? Ik zal onrecht altijd benoemen als ik het ergens zie, in welke vorm of mate dan ook.’

U schrijft dat u hoopt dat De Kom trots op u is, waarom?

‘Ik hoop dat hij weet dat hij niet tevergeefs gestorven is, dat hij er niet alleen in zijn strijd voor stond en weet dat hij nooit alleen was. Maar dat hij ook ziet dat ik – en heel veel mensen naast mij en voor mij – nooit had kunnen doen wat ik nu doe zonder mensen zoals hij. Ik ben ook maar een van de vertegenwoordigers van mijn generatie. Daar word ik me steeds bewuster van. Ik heb niet bewust voor deze plek gekozen. Ik denk dat de positie mij heeft gekozen.’

Wat bedoelt u daarmee?

‘Ik werd niet wakker met de gedachte: ik ga verschillende bevolkingsgroepen vertegenwoordigen, een stem zijn voor de stemlozen. Het overkomt je niet, maar je wordt het wel. Blijkbaar staan alle dingen die ik in mijn leven heb gedaan – ook mijn creatieve uitspattingen – in het teken van ergens voor opstaan. Van het aankaarten van sociaal onrecht. Ik leer steeds meer te koesteren wie ik aan het worden ben. Altijd een werk in uitvoering.’

U haatte uzelf als jonge tiener, schrijft u. Waar kwam die pijn vandaan?

‘Ik zag mezelf niet terug. Ik zag mensen die op mijn vrienden leken, maar mijn vrienden leken niet op mij. Het is moeilijk om zelfliefde te claimen als iedereen om je heen wit is en neerbuigend spreekt over mensen van kleur. ‘Je haar is hard’, ‘je bent te zwart’, ‘ik zie je niet in het donker’, werd er gezegd. 

Daar krijg je een minderwaardigheidscomplex van. Je kunt niet zijn wat je niet ziet. Het besef daalde in: hier moet ik verandering in brengen. De meest radicale vorm van jezelf zijn, is de beste vorm van verzet.’

‘Wat je niet afmaakt, maakt je sterker’

Jaren later zou Akwasi geconfronteerd worden met een andere vorm van haat. in 2020 hield hij tijdens een antiracismedemonstratie van Black Lives Matter in Amsterdam een toespraak van tien minuten, waarvan slechts tien seconden over Zwarte Piet gingen. Het resultaat: een heftige mediastorm.

‘Dat jaar was voor mij een helse periode’, vertelt hij. ‘Voor het eerst in mijn leven kreeg ik zoveel over me heen. Maar ik ben er wijzer van geworden. En wat je niet afmaakt, maakt je sterker’, aldus Akwasi, verwijzend naar filosoof Friedrich Nietzsche. ‘Ik voel me gesterkt.’

Hoe is het om gehaat te worden door mensen die u niet kennen?

‘In het begin was het schrikken. Ik merkte later dat het niet ging om mij als persoon, maar om een concept dat gecreëerd is door de reguliere media, een frame als ‘boze zwarte man’. Het is mens eigen om anderen in hokjes te plaatsen. Maar ik pas niet in hokjes, want welke omroepdirecteur brengt muziek en boeken uit?

‘Mijn droom is dat onze kinderen opgroeien in een wereld waarin ze zichzelf kunnen zijn, zonder restricties.’

Wat ik in die periode voor mezelf heb bepaald is dat negatieve woorden van mensen die ik niet ken, me onmogelijk mogen raken. Je hebt me nooit ontmoet, wat weet jij dan van mij? Als mensen in mijn persoonlijke kring iets zeggen, dan zit ik sowieso in de luisterstand. Maar ik kan niet bezig zijn met mensen die mij nooit in de ogen hebben gekeken of hebben gesproken. Als ik dat toelaat, sta ik voor iedereen, maar val ik voor alles.’

Waar vond u kracht om op te staan?

‘Ik lag niet op de grond’, zegt hij beslist. ‘Ik kom van ver, mijn huid is dik. Ik was altijd al de olifant in de kamer, de bezige bij, de zwarte panter in de nacht die je niet kunt zien. Mijn rug was altijd al recht, al was ik de vreemde eend in de bijt. 

Misschien als ik de vraag anders stel: wanneer voelde ik me herboren? Net als bepaalde dieren verlies je soms je huid, ook al is die dik. Ik denk dat er verschil zit in mijn ik vóór 1 juni 2020 en Akwasi van erna. Ik heb Nederland op een andere manier leren kennen, ik ben mensen verloren die ik ooit als vrienden zag en ik weet nu beter wat ik in een crisis aan mensen heb.’

U omschrijft uw levensmissie als ‘dekoloniseren tot de dood’. Dat klinkt heftig.

‘Ja, maar het is niet gek. Martin Luther King Jr. deed het, Malcolm X, Nelson Mandela, maar ook Karin Amatmoekrim, Mitchell Esajas en Adriaan van Dis. 

Dekoloniseren tot de dood is harde taal. Ik kan het ook zachter zeggen: rechtzetten wat scheef is, onrecht aankaarten. We moeten niet vergeten dat we leven in een postkoloniale tijd en dat er een postkoloniale sfeer is. Daar moet het nodige in veranderen.’

‘De meest radicale vorm van jezelf zijn, is de beste vorm van verzet.’

Wat is uw methode voor verandering?

‘Dicht bij mezelf blijven. Als ik radicaal mezelf kan zijn, zit ik het dichtst bij mijn vuur. Mensen weten nu dat ik iets te zeggen heb, daar maak ik gretig gebruik van, maar wel op constructieve wijze. Niet met mijn vuist op tafel. Men weet dat ik in mijn taal duidelijk, direct en hard kan zijn. Maar dat hoeft niet altijd. Als het nodig is, zal ik het wel doen.’

Waar droomt u van voor Nederland?

‘Mijn droom is dat onze kinderen opgroeien in een wereld waarin ze zichzelf kunnen zijn, zonder restricties. Dat je gewoon oké bent zoals je bent. Dat er niet op je wordt neergekeken en niemand zich buitengesloten voelt. Wat ik heb meegemaakt – daar kan ik over praten en er zijn mensen die het begrijpen. Al zijn er ook mensen die zeggen: ‘Je overdrijft, zo erg zal het niet geweest zijn.’ 

Ik droom ervan dat onze kinderen dat niet hoeven mee te maken, en dat er respect is voor alle waarden. Ik droom dat we de verschillen blijven vieren.’

Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Charlotte van der Gaag

Scroll naar boven