Shirley Kambel en Asselien van Dijk spreken samen op het podium bij de Ketikoti-herdenking in Zwolle. De een is zwart, de ander wit. De vriendinnen zijn ervan overtuigd dat heling van de koloniale geschiedenis alleen met elkaar lukt. ‘We kunnen niet helen als maar één kant ervoor knokt.’
Ze zijn al meer dan twintig jaar vriendinnen. Shirley Kambel en Asselien van Dijk leerden elkaar kennen op het schoolplein van hun kinderen. Zes jaar geleden besloten ze hun krachten te bundelen en jaarlijks de Ketikoti-herdenking in Zwolle te organiseren.
Het is vandaag 1 juli, Ketikoti, de dag waarop de afschaffing van de slavernij wordt herdacht en gevierd. ‘We hebben elkaar – zwart en wit – nodig in dit werk naar erkenning, herstel en heling’, zeggen de vrouwen.
‘Het slavernijverleden is ook van de gewone witte mens’, benoemt Kambel, voorzitter van het Comité 30 juni/1 juli Overijssel en nazaat van tot slaaf gemaakte mensen. Van Dijk, docent sociaal domein en therapeut, vult aan: ‘Sommige mensen zeggen dat het slavernijverleden lang geleden is, dat is misschien wel zo, maar de bewustwording is nog pril.’
Wat betekent Ketikoti voor u?
‘Voor mij is Ketikoti een markering’, vertelt Kambel, die op tienjarige leeftijd vanuit Suriname met haar gezin naar Nederland verhuisde. ‘Ten kon drai (‘Tijden zijn veranderd’ in het Sranantongo, red.), zei de koning op 1 juli 2023 in zijn toespraak waarin hij excuses aanbood voor het Nederlandse slavernijverleden, en om vergiffenis vroeg. Er is iets in beweging gezet, we kunnen niet meer op dezelfde manier door gaan.’
Toen Kambel kinderen kreeg, is ze Ketikoti gaan herdenken. ‘Want onze slavernijgeschiedenis mag niet vergeten worden, het maakt deel uit van onze identiteit en het heeft impact op hun dagelijks leven.’
Kriebels van opmerkingen
‘Ik hoorde in mijn jeugd allerlei racistische uitspraken waar ik kriebels van kreeg, en die opmerkingen gebeuren eigenlijk nog steeds’, zegt Van Dijk. ‘Het normaliseert in deze tijd om groepen te kleineren en uit te sluiten. Dat is best een koloniale gedachte.’
Waarom is de dialoog tussen wit en zwart zo cruciaal?
Kambel: ‘De dialoog brengt heling voor alle Nederlanders.’
Van Dijk: ‘Radicale gelijkwaardigheid is de basis van onze samenleving. Witte mensen moesten in eerste instantie leren luisteren, en dat moeten we nog steeds. Maar wij mogen onze stem ook meer gebruiken. Moeten mensen van kleur nog steeds vertellen hoe onmenselijk de slavernij was?’
Hoe voert u dat gesprek?
Kambel: ‘Onze Ketikoti-gemeenschap is prachtig gemengd – Nederlanders, Caribische Nederlanders, inheemse en hindoestaanse mensen, Zwollenaren met Afrikaanse wortels. Diversiteit alleen is niet genoeg. Het echte gesprek begint als we naar onszelf durven kijken.
Wat gebeurt er in mij als ik tegenover iemand zit die anders is opgevoed? Oude patronen komen dan vanzelf naar boven. Ik dacht bijvoorbeeld: Ik kan niet zo goed praten. Puur vanuit mijn eigen cultuur. Door elkaar ruimte te geven om zulke gevoelens te onderzoeken en te benoemen, komen we samen verder.’
‘Het leven is hard werken’
‘Ik begrijp nu wat ‘emotionele arbeid’ is’, zegt Van Dijk. ‘Dat was mijn grootste les, door mijn vriendschap met Shirley en mijn huwelijk met een man van kleur. Het leven is hard werken voor mensen van kleur om steeds maar weer hun pijn aan te tonen.’
‘Als ik racistische opmerkingen hoor, spreek ik mensen erop aan. Ik tolereer het niet’, zegt ze beslist. ‘Anders wordt het normaal. Mensen zijn bang geworden om grenzen te stellen. Je wordt al snel ‘radicaal’ genoemd. Daar buig ik niet voor. De reacties erop zijn soms heftig, maar we moeten met elkaar blijven praten.’
‘Sommigen vinden dat het te veel over slavernij gaat. Maar vergelijk het eens met de centrale rol die de witte mens inneemt in de samenleving en hoe moeilijk dat is voor mensen die niet wit zijn.’
Mevrouw Kambel, hoe is dat voor u?
‘Nu ik ouder ben geworden, ben ik minder op mijn hoede en voel ik minder de behoefte om me aan te passen of onzichtbaar te blijven. Toen ik hier kwam wonen, moest ik me verdiepen in het witte perspectief. Nu ervaar ik het leven vanuit meerdere identiteiten als verrijkend. Ik kan ook makkelijk meebewegen met mensen die dreigen buiten de boot te vallen.’
Hoe werkt het slavernijverleden door in de huidige samenleving?
Kambel zucht diep. ‘De doorwerking is zo groot en veel, het gaat breed en diep’, zegt ze. Ze pauzeert even, zoekend naar de juiste woorden. ‘Vaak gaat het over racisme, discriminatie en kansenongelijkheid op school. Maar de doorwerking is meer dan dat.
Het voelt alsof witte mensen denken: ‘Ach ja, zwarte mensen hebben veel achterstand.’ Maar we hebben elkaar nodig voor heling. Ik wil witte mensen daarom uitnodigen om ook naar hun eigen erfenis te kijken. We kunnen niet helen, als maar één kant ervoor knokt.’
‘Witte mensen zijn wat mij betreft aan zet, want de macht ligt nog steeds vooral daar’, vindt Van Dijk. ‘Wat wij, witte mensen, laten liggen, bepaalt hoe ver heling kan gaan. Ja, er is vooruitgang geboekt: we praten eindelijk over slavernij.
Maar in organisaties ontbreken nog steeds de perspectieven van mensen van kleur. Bestuurders hebben excuses gemaakt voor het verleden, wat me tot tranen roerde. Maar intern is er weinig veranderd. Ik wil het hebben over een échte stoel aan de tafel waar besluiten vallen.’
Hoe kijkt u naar de rol van kerken rondom bewustwording?
Van Dijk: ‘Het is aan de kerk om de slavernij meer bespreekbaar te maken. Dominee Jeroen Sytsma van de lokale Nederlandse Gereformeerde Kerken hield een symposium over de rol van de Nederlandse kerk in de slavernij. We zien onszelf als witte mensen vaak als ‘de goeden’, maar hij stelde er kritische vragen over. Het opende ogen.’
Kambel: ‘Denk je ook niet in het kader van ‘wit is aan zet’ dat het met educatie te maken heeft? Jezelf onderwijzen geldt voor iedereen, wit en zwart. Soms lijkt het alsof het verleden voor witte mensen meer binnenkomt als jij, Asselien, of een Nederlandse dominee er iets over zegt, en daarna pas iemand van kleur?’
Van Dijk: ‘De witte stem wordt inderdaad neutraal geacht, de zwarte vindt men vaak emotioneel. Dat is lelijk, maar zegt iets over de manier waarop we dit gesprek voeren, van wie we iets aannemen en van wie niet. Wat zeggen die antwoorden over ons?’
Wat verwacht u van kerken hierin?
Kambel: ‘Ik word weleens uitgenodigd door een lokale kerk om over de slavernij te praten, maar dat komt toch over alsof ik even handig ben vanwege mijn huidskleur.’
Van Dijk: ‘Maak eens een prekenserie over naastenliefde. Wat is naastenliefde als we eerlijk kijken naar hoe ongelijk we soms nog denken? Zijn we echt allemaal evenveel waard? En praktiseren we die naastenliefde op alle plekken waar we komen: in de kerk, in ons werk, bij de buren?’
‘Iedereen is anders en dat is oké. Dat is onze hoop voor Nederland.’
Kambel: ‘Ja, eens. Ik ben christen, maar niet kerkelijk. Ik ben wel benieuwd wat er binnen de lokale kerken gebeurt als we met elkaar gaan praten en dialoogtafels houden.’
Als u over vijf jaar naar Nederland kijkt, wat hoopt u te zien?
Kambel: ‘Reflectie is belangrijk, van beide kanten, daar mogen we wel meer in groeien en in oefenen. Ook veiligheid is essentieel.’
Van Dijk: ‘Ja, elkaar weer gaan vertrouwen. Mensen van kleur die witte mensen vertrouwen en omgekeerd. Dat is niet eenvoudig. Er moet ruimte zijn om te leren en het niet goed te weten. Dat is best hard werken en vraagt aandacht. Laten we elkaar in het midden tegemoet komen. Samenwerken is de sleutel.’
Hoop voor de toekomst
De vriendschap tussen Kambel en Van Dijk laat zien dat ontmoeting tussen mensen met verschillende achtergronden mogelijk is. ‘Door oprecht naar elkaar te luisteren, zonder oordeel, leerden we elkaar kennen zoals we werkelijk zijn’, vertelt Kambel. ‘Elkaar van mens tot mens zien.’
‘Iedereen is anders en dat is oké. Dit stond op de muur van de school van onze kinderen. Dat is onze hoop voor Nederland’, besluiten ze.
Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Dick Vos