EBG

Ketikoti wordt herdacht en gevierd met woorden, zang en kleding

De kerkviering op 1 juli van de Evangelische Broedergemeente in Amsterdam laat zien dat Ketikoti meer is dan herdenken. Het is ook een oproep tot bewustwording en een aansporing de voorouders te eren. ‘Kijk naar jezelf in de spiegel.’ 

Ze houdt haar rechtervuist in de lucht, een heel lied lang. Moréna Laurence zingt – net als andere bezoekers van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Amsterdam – het lied ‘Mi Kondre Tru’. ‘Mijn waarlijk land’, in het Sranantongo, de taal van Suriname. Het nummer is een ode aan de verbondenheid met Suriname, waar de wortels van veel EBG-leden liggen.

‘Ik ben het onze voorouders verplicht hier te zijn’, zegt Laurence na de samenkomst, ‘maar ook aan mijn nazaten, de jeugdigen, mijn kleindochter bijvoorbeeld. Het slavernijverleden wordt haar niet op school geleerd. Maar zonder verleden is er geen heden.’

Op 1 juli houdt de EBG jaarlijks een feestdienst ter ere van Ketikoti, wat ‘verbroken ketenen’ betekent. Het is 162 jaar geleden dat in Suriname en het Caribisch Nederland de slavernij bij wet werd afgeschaft en 152 jaar geleden dat er ook daadwerkelijk een einde kwam aan de slavernij.

‘De christelijke viering rond 1 juli hoort afstammelingen ruimte te bieden om de diepgewortelde pijn bij God aan te kaarten’, zegt dominee Clifton Walker.

Herdenken als spiegel

‘Herdenken is als een spiegel. Wat zie je als je in de spiegel kijkt? Wat voel je? Wat doet het met je als mens?’, vraagt Walker bij de opening van de samenkomst. ‘De slavernij is voor velen een pijnlijk familieverhaal van grootouders die nooit zijn vrijgekomen, namen die zijn verdwenen en familiebanden die zijn doorgeknipt. Vandaag willen we onze voorouders eren om hun veerkracht.’

Die spiegel geldt niet alleen voor de zwarte gemeenschap, benadrukt Walker na afloop. ‘Ook de witte gemeenschap moet in de spiegel kijken naar hun handelen. Hoe ben je bezig? Er is nog steeds racisme en uitsluiting in onze samenleving. In systemen is er nog altijd sprake van discriminatie.’ 

‘Op een dag als deze moet je traditioneel gekleed gaan. Wat in ons hart zit, uiten we met onze kleding, ons haar en onze woorden.’

Binnen de zwarte gemeenschap merkt Walker de doorwerking van het slavernijverleden. ‘We zijn soms naar tegen elkaar, en laten elkaar in de kou staan. We zijn zo geconditioneerd dat we onze eigen mensen wantrouwen. Dat moet stoppen. Daarom: kijk naar jezelf.’ 

Vanwege het warme weer duurt de dienst korter dan gewoonlijk. In een uur is er gezongen in het Nederlands en Sranantongo, is er gebeden en geluisterd naar orgelspel van Yomo Guiamo. Walker baseert zijn preek op de preekschetsen van de Stichting Heilzame Verwerking Slavernijverleden en de Raad van Kerken.

Hij preekt onder andere over het verhaal van Ruth die bij Naomi blijft, en Naomi die zich in haar lijden tot Mara omdoopt. ‘Het is onvermijdelijk dat de tot slaaf gemaakten zich verlaten voelden’, stelt hij. ‘Ik kan me voorstellen dat zij ook uitspraken als Naomi wilden doen en zich afvroegen waarom zij zó moesten lijden. Had God ze in de steek gelaten? Dit is een zeer begrijpelijke vraag voor christelijke afstammelingen.’

Walker koppelt het verhaal aan 1 Korintiërs 13 over de liefde. ‘God was bij Naomi in en door Ruth. En het is God die deelt in ons lijden.’

Kleding vertelt verhaal

Het slavernijverleden wordt niet alleen met rituelen en woorden herdacht – ook de kleding vertelt een verhaal. Bezoekers komen veelal in kleurrijke traditionele klederdracht. Veel vrouwen dragen een koto, traditionele Surinaamse kleding. En hebben een angisa om hun hoofd gebonden, een hoofddoek die ontstond in Suriname tijdens de slavernij.  Zowel vrouwen als mannen dragen een schouderdoek, soms in de kleuren van de Surinaamse vlag.

‘Ketikoti is een moment van besef, maar ook van intens verdriet en trauma dat verwerkt moet worden.’

Ook dominee Walker draagt een bijzonder overhemd, dat verwijst naar de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975. ‘Op een dag als deze moet je traditioneel gekleed gaan. Op mijn overhemd staan teksten als ‘wij zijn vrij’. Het drukt uit dat we echt vrij zijn.’

‘Wat in ons hart zit, uiten we met onze kleding, ons haar en onze woorden’, zegt hij voordat hij naar het Amsterdamse Oosterpark gaat waar de nationale herdenking slavernijverleden plaatsvindt bij het slavernijmonument.

Vlaggen hijsen met zonsopgang

Moréna Laurence en Riek Karg gaan ook door – zij gaan naar de Dam. Daar waren ze ook vóór de dienst al bij zonsopgang om acht vlaggen halfstok te hijsen, die van Nederland, Suriname, Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius. De dag ervoor hingen de vlaggen ook halfstok.

‘Het is een moment van besef, maar ook van intens verdriet en trauma dat verwerkt moet worden’, zegt Laurence. ‘Vergis je niet: we zijn 162 jaar verder, maar als je als kind een trauma hebt meegemaakt, blijft het in je zitten en wordt het overgedragen in je DNA. Je ziet het misschien niet aan iemands gezicht, maar een hele natie heeft hieronder geleden.’ 

Na afloop van de nationale herdenking worden de vlaggen weer in top gehesen. Karg: ‘Straks vieren we uitbundig: manspasi – emancipatie, vrijheid!’

Beide vrouwen dragen een kleurrijke koto die ze zelf hebben gemaakt. Die van Laurence is een bigi koto. ‘De bovenkant en onderkant zijn van dezelfde stof gemaakt’, vertelt ze. ‘Ik ben dankbaar dat ik deze koto zelf kon maken om zo mijn voorouders te eren.’

Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Daphne Lucker

Scroll naar boven