Hoe vind je rust in een hypernerveuze samenleving? Die vraag beantwoordt de tachtigjarige Duitse monnik Anselm Grün al zijn leven lang. In zijn bijna vierhonderd boeken vinden miljoenen lezers één kernboodschap. ‘Er is in jou een ruimte waar de wereld geen toegang heeft.’
‘Heer, trek binnen in deze stille ruimte en laat uw heilige aanwezigheid daar wonen.’ De woorden van monnik Anselm Grün klinken zacht in de volle Spieghelkerk in Bussum, waar hij een lezing geeft over innerlijke rust en zelfliefde. In zijn zwarte habijt, met zijn kenmerkende witte baard en pluizige haardos, spreekt hij kalm, bijna mediterend, tijdens een afsluitend ritueel.
‘In deze heilige ruimte ben ik oorspronkelijk en authentiek, helemaal mezelf’, zegt hij haast fluisterend, met zijn handen gekruist over zijn borst. De bezoekers volgen zijn voorbeeld en luisteren, de meeste met hun ogen dicht. ‘Hier ben ik vrij van verwachtingen, vrij van mijn innerlijke criticus. Verbonden met God en met anderen.’
Grün is allesbehalve een gewone monnik. Hij is ook theoloog, filosoof en econoom, schrijver en spreker. Met bijna vierhonderd publicaties en meer dan twintig miljoen verkochte boeken is de tachtigjarige een van de meest gelezen spirituele auteurs. Hij schrijft over zingeving, meditatie en christelijke spiritualiteit. Zijn werk verscheen in dertig talen.
Hij was in Nederland voor de lancering van zijn biografie Anselm Grün: Monnik & Mens. De moed om de wereld te veranderen. Vlak voor zijn terugkeer naar de abdij van Münsterschwarzach in Beieren spreek ik hem nadat hij een ‘lang weekend’ heeft gehad vol lezingen, ontmoetingen en signeersessies. De benedictijn luistert aandachtig, maakt handgebaren om zijn boodschap kracht bij te zetten en zijn ogen lichten meer dan eens op wanneer hij praat over Jezus’ boodschap.
De stille ruimte waar u over sprak, wat is dat voor plek?
‘De vroege monniken spreken ervan dat we in onszelf een heilige ruimte hebben. Heilig is wat aan de wereld onttrokken is, waar de wereld geen macht over heeft. Een ruimte waar het lawaai van de wereld geen toegang heeft. God woont in die ruimte.
Als ik in verhitte vergaderingen zit, trek ik me innerlijk terug naar die plek. Daar kan niemand mij raken. God is niet alleen boven ons, Hij is ook in ons, in die stille ruimte die altijd beschikbaar is.’
Hoe kom je daar?
‘Door stilte, meditatie, je adem naar beneden laten zakken. Vaak helpt alleen al de voorstelling dat deze ruimte bestaat. Midden in zo’n moeilijke vergadering stel ik me voor: ik ben hier in de bespreking, ik luister naar anderen, maar er is ook die heilige ruimte waar de problemen geen toegang hebben. Dat relativeert direct alle spanning.
Bij begeleidingsgesprekken hoor ik veel leed. Toch word ik niet overspoeld, omdat ik me wel open stel, maar de problemen niet toelaat in die innerlijke ruimte. Om daarnaar af te dalen, blijft een oefening. Zoals alles in het leven – net als de echte versie worden zoals God je bedoeld heeft.’
Wat bedoelt u daarmee: niet de beste versie worden, maar de echte?
‘De ‘beste versie’ nastreven betekent altijd proberen perfect te zijn en aan alle verwachtingen voldoen. Daarmee zeg je eigenlijk dat je nu niet goed genoeg bent. Dat is vrij hard. Het is beter om vriendelijker tegen jezelf te zijn. De ‘echte versie’ worden is weten waar en bij wie je een façade ophoudt, en durven opkomen voor datgene waarin je gelooft.
‘Als je zo echt durft te zijn, verandert alles: ontmoetingen worden oprechter, je werk en leven krijgen een diepere kwaliteit.’
Echt jezelf zijn betekent vrij zijn van de druk om je te bewijzen. Dat bereik je door bewust te voelen waar je ego actief is, en jezelf toestaan fouten te maken. Als je op die manier jezelf durft te zijn, verandert alles: ontmoetingen worden oprechter, en je werk en leven krijgen een diepere kwaliteit.’
De wereld veranderen
Anselm Grün groeide op als Wilhelm – zijn familie noemde hem Willi – in Lochham, ten zuiden van München. Al op negenjarige leeftijd droomde hij ervan de wereld te veranderen. ‘Het was een algemeen gevoel, nog niet concreet uitgewerkt’, vertelt hij.
Als kind was hij creatief ingesteld: altijd nieuwe dingen proberen, experimenteren. Bij zijn eerste communie werd hij ‘spiritueel diep geraakt’ door de boodschap van Jezus. Het werd een keerpunt in zijn leven. ‘Ik wilde de boodschap van Jezus doorgeven, maar wel in een taal die vernieuwend is en jonge mensen aanspreekt.’ Die kern van zijn roeping is hij trouw gebleven. ‘Al was het idee op negenjarige leeftijd wat kinderlijk.’
Wat raakte u als kind in de boodschap van Jezus?
‘Eerst de liturgie; die rijke rooms-katholieke traditie maakte diepe indruk. Later vooral Jezus zelf: hoe Hij mensen die letterlijk en figuurlijk onder lasten gebukt gingen weer oprichtte en hun nieuwe hoop gaf. Hij stroomde over van liefde. Ook Jezus’ moed raakte me, dat Hij volhield tot aan het kruis. Die combinatie van liefde, hoop en volharding ontroert me nog altijd.
Mijn hele roeping draait nog steeds om het doorgeven van Jezus’ boodschap in een taal die mensen vandaag raakt. Een taal die opricht, moed geeft en hoop biedt. Ik wil zijn psychologische wijsheid en helende kracht overbrengen. In een tijd waarin het christendom niet vanzelfsprekend is, wil ik mensen laten ervaren dat de christelijke boodschap actueel en heilzaam blijft.’
Roept God de mens op om de wereld te veranderen?
‘Absoluut! Jezus wil een cultuur van barmhartigheid, mildheid en hoop. De eerste christenen luisterden naar hun innerlijke stem, niet naar de keizer. Zij veranderden de wereld met het evangelie. Neem dus geen genoegen met wat niet klopt: sta op, doe het anders. Conformeren is makkelijk, veranderen vraagt moed.’
Ziet u iets van die verandering?
‘In mijn leiderschapsseminars zie ik dat bedrijven een menselijker cultuur ontwikkelen. Als kellenaar (financieel directeur, red.) van ons klooster met driehonderd medewerkers en twintig bijbehorende ondernemingen probeerde ik ook zo leiding te geven. En in de kerk spreken steeds meer priesters een taal die mensen raakt, die dichtbij komt, niet meer die afstandelijke taal. Er is dus wel degelijk iets veranderd.’
Er zijn critici die vinden dat u een therapeutische benadering van het evangelie voorstaat.
‘Jezus was zelf ook therapeutisch. Hij genas mensen. Die helende dimensie van het geloof is noodzakelijk. We mogen het geloof niet reduceren tot psychologie, maar de therapeutische kracht ervan moeten we juist herontdekken. Iedereen zoekt naar heling. Het Griekse woord voor ‘therapeut’ betekent letterlijk dienaar of verzorger. Jezus was dat ook. Hij richtte mensen op, maakte ze weer levend. Daar gaat het om.’
Die vernieuwende taal leverde Grün kritiek op, toch is die voor hem dus cruciaal. Onder zijn habijt schuilt een revolutionaire geest. Hij verstaat de kunst om ingewikkelde zaken op eenvoudige wijze uit te leggen, alsof de toehoorder het zelf had kunnen bedenken.
‘God is er altijd, maar we vergeten Hem door alle hectiek. Als ik mijn fundament in God heb, hoef ik niet door iedereen erkend te worden.’
Hij wil daarbij nooit moralistisch zijn of met de vinger wijzen. Hij wil naast de ander staan, luisteren, begrijpen en aanmoedigen. Tegelijk niet passief afwachten: zaken in beweging zetten, het roer omgooien, onrecht aankaarten.
Zijn we het luisteren verleerd?
‘We worden elke dag volgepompt met informatie, maar luisteren betekent meer dan alleen woorden horen. Het betekent de mens horen: je inleven, de noden en verlangens voelen, de boodschap achter iemands verhaal verstaan. Wat drukt er op iemands hart? Daar moeten we meer naar luisteren zonder meteen onze mening te geven.’
We leven in een hypernerveuze samenleving. Wat is uw antwoord op mentale druk?
‘Waarom zijn we eigenlijk gestrest? Dat moeten we ons afvragen. Omdat we denken dat we aan alle verwachtingen moeten voldoen: van de maatschappij, van onze omgeving. We moeten overal bij zijn, alles meemaken, overal van op de hoogte zijn. Een soort groepsdruk.
Maar het is geen gebod van God dat we hectisch moeten leven. We laten ons te veel meeslepen. Het vraagt discipline om vanuit je stille ruimte te leven. Vraag jezelf: hoe wil ík mijn leven vormgeven? Stop met klagen over de maatschappij en leef vanuit jezelf, niet vanuit andermans verwachtingen.’
Waar ziet u God in deze gejaagde tijd?
‘God is er altijd, maar we vergeten Hem door alle hectiek. Als ik mijn fundament in God heb, hoef ik niet door iedereen te worden erkend. Ik zeg vaak: vrees voor God bevrijdt van vrees voor mensen. God woont ook in die heilige ruimte in onszelf waar het lawaai van de wereld geen toegang heeft.’
Zijn er ook plekken waar God niet is?
‘Waar mensen zich afsluiten door kwaad en haat, zoals we in de huidige oorlogen zien, daar kan Hij niet binnenkomen. God klopt aan, Hij dringt zich niet op. Hij respecteert onze vrijheid. In principe is Hij overal aanwezig, maar als mensen zeggen; ‘Ik wil God niet in mijn wreedheid’’, dan kan Hij daar niet werken.’
Vriendschap als oerverlangen
Broeder Anselm is ervan overtuigd dat ook vriendschap een antwoord kan zijn in onze gejaagde samenleving. ‘Omdat je bij een echte vriend helemaal jezelf bent, zonder masker.
Vriendschap is een oerverlangen van de mens, een levensbehoefte. Augustinus (kerkvader in de vierde eeuw, red.) zei het al: zonder vriend lijkt niets vriendelijk in deze wereld. Een echte vriend blijft aan je zijde, ook in moeilijke omstandigheden. Dat is trouw, niet zoals de mooiweervrienden, lieden die alleen blijven als alles goed gaat.’
‘In de ontmoeting met mijn medebroerders ontdek ik mijn eigen schaduwkanten.’
Al zestig jaar woont Grün tussen dezelfde muren in de abdij van Münsterschwarzach, samen met zeventig medebroerders. Dit klooster is zijn Heimat geworden, zijn thuis. ‘Ik kan mezelf leren kennen in de stilte van mijn kamer, maar in de ontmoeting met mijn medebroerders ontdek ik mijn eigen schaduwkanten. De mensen aan wie ik me erger, zijn altijd een spiegel voor mezelf. De gemeenschap houdt me levendig en leidt tot zelfkennis.’
Dus uw medebroeders zijn vrienden die u een spiegel voorhouden?
‘Ja, en ze stellen me kritische vragen. Daar ben ik dankbaar voor. Er zijn mensen die mij bejubelen en zeggen hoe geweldig ik ben. Dat zijn geen echte vrienden. Echte vrienden houden je een spiegel voor en dwingen je om je schaduwkanten onder ogen te zien.’
Waar schrijft u nu over?
‘Een boek over ‘heb moed, sta op’, naar het verhaal van Bartimeüs. Het Griekse woord voor opstaan betekent ook: word wakker, open je ogen. Veel mensen zeggen: ‘‘Ik heb geen kracht, ik kan het niet.’’ Maar neem je angsten onder de arm en ga tóch. Wacht niet tot je perfect bent. Anders krijgen de angsten de macht over je. Hoop is geen passief wachten, het is een kracht die aanzet tot handelen.’
Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Jeroen Jumelet

