Bjorn Visser en zijn vrouw Inge arriveerden in het ziekenhuis met de kinderwagen in de kofferbak, klaar voor de geboorte van hun tweelingdochters. Twee dagen later verlieten ze het ziekenhuis via het mortuarium, met twee lege maxi-cosi’s in hun handen. ‘Toen ik hoorde dat mijn meisjes allebei waren overleden, schreeuwde ik een oerkreet.’
‘Wij dromen van een rouwrevolutie’, zegt Bjorn Visser, oprichter van Stichting Rouwkost. Met deze stichting ondersteunt hij duizenden ouders bij het verlies van een kind. Uit eigen ervaring weten hij en zijn vrouw Inge hoe rauw, pijnlijk en eenzaam rouw kan zijn. Het stel verloor hun tweelingmeiden twee dagen na hun geboorte. ‘Het zijn mijn dochters, van wie ik zielsveel houd. Dat neemt niemand me af.’
‘Krijg ik onze meisjes levend mee naar huis?, vroeg ik aan een arts. De kans was groot, werd mij verteld. Maar nog geen zes uur later moesten we afscheid nemen van Anna en de volgende morgen van Lynn.
We reden op 7 november 2018 met de kinderwagen in de kofferbak naar het ziekenhuis voor een reguliere controle en twee dagen later met twee lege maxi-cosi’s, via het mortuarium, naar huis.
In de deuropening bij de uitgang zei een verpleegkundige: ‘Jullie redden het wel.’ We hebben veel steun gehad aan die woorden. Tegelijkertijd vroegen we ons af: hoe zouden we het dan redden?
Ik herinner me nog maanden eerder hoe de echoscopist het apparaat op Inges buik zette. ‘Komen er tweelingen voor in jullie familie?’, vroeg hij. We keken elkaar verrast aan. Vervolgens zei hij heel stoïcijns: ‘Jullie krijgen een tweeling.’ We waren verrast en barsten in lachen uit.
Destijds woonden we in Engeland. We hadden een verlangen om een gemeente te stichten in Nijmegen. Om ons daarop voor te bereiden, liepen we mee in de kerk van voorgangers Tim en Rachel Hughes in Birmingham. We zegden onze banen op, leefden van giften en namen onze oudste zoon Daan (nu 9 jaar) mee op dit avontuur.
Een zwangerschap van een tweeling is risicovol en wij bleken zwanger van een eeneiige tweeling. De kans op het tweelingtransfusiesyndroom bestond, waarbij het ene kindje sneller groeit dan het andere. Daarom gingen we elke week naar het ziekenhuis voor controle.
Veel controle in het ziekenhuis
Wekenlang ging het goed. Even had Anna iets meer vruchtwater dan Lynn, maar bij 29 weken was het weer nagenoeg gelijk. We hoefden een week niet te komen, omdat alles er goed uitzag.
Een week later was de babykamer klaar. Na onze babymoon hebben we op de terugweg de kinderwagen opgehaald. Daarna reden we door voor onze controleafspraak naar het Radboudumc.
Daar bleek al snel dat het foute boel was: Anna had al het vruchtwater, Lynn had niets meer. Ze hadden allebei een onregelmatige hartslag. Dus: code rood. De meiden moesten met een keizersnee gehaald worden.
Toen ging alles heel snel. Om 13.15 uur hadden we de afspraak en om 15.30 uur waren onze meisjes geboren. Ze waren dertig weken. Ik leefde in zo’n enorme roes dat ik het niet bewust meemaakte. Beide meisjes moesten geholpen worden om het ademen op gang te brengen. Ik wist niet voor wie van mijn drie meiden ik er het meest moest zijn: Anna, Lynn of Inge?
Met Anna ging het redelijk snel goed, dus zij mocht naar de Neonatale Intensive Care Unite (NICU), de ic voor baby’s. Uiteindelijk werd Lynn daar ook naartoe gebracht. Op de NICU stonden zoveel artsen en verpleegkundigen in een kring rond beide meisjes. Niemand zei iets tegen me. Ik had geen flauw idee wat er gebeurde. Inge had de meisjes nog niet gezien en was nog aan het bijkomen op de verkoeverkamer.
Compleet verwarde toestand
De volgende zondagavond hadden we de start van de Alpha-cursus in de kerk. De sleutel van het pand zat nog in mijn broekzak. Iemand uit de kerk kwam die ophalen. Ik leefde in een compleet verwarde toestand.
De volgende dag werden er scans van de meisjes gemaakt. Bij Anna werd een hersenbloeding vastgesteld. Toen kregen we de mededeling: Jullie krijgen Anna meervoudig beperkt mee naar huis. Ik vond het vreselijk om te horen, maar achteraf had ik haar liever met een beperking mee naar huis gekregen.
‘We hebben muziek opgezet, gebeden en tegen haar gezegd: ‘Het is goed, je mag gaan, we zullen voor je zusje zorgen.’’
Die nacht werden we om één uur wakker gemaakt. Het ging niet goed met Anna. ‘‘We kunnen niets meer doen’’, zeiden de artsen. We moesten meteen afscheid van haar nemen. De eerste keer dat we haar in onze armen hielden, was ook het moment dat ze overleed. Hartverscheurend. We hebben muziek opgezet, gebeden en gezegd: ‘‘Het is goed, je mag gaan, we zullen voor je zusje zorgen.’’
Daarna mochten we haar aankleden en hebben we handafdrukken gemaakt. Ik wilde haar zelf naar het mortuarium in het ziekenhuis brengen. Die nacht sliepen we redelijk snel. Het gaf een dubbel gevoel, maar we waren zo ontzettend moe.
De volgende ochtend stonden we op met de harde realiteit: één dochter was overleden, de andere vocht voor haar leven. Laat ons alsjeblieft in ieder geval één dochter mee naar huis kunnen nemen, bad ik.
Inge belde mij, toen ik onderweg was voor de geboorte- en overlijdens aangifte bij de burgerlijke stand. Lynn had óók een hersenbloeding gekregen, zei ze. Ook zij zou snel overlijden. Ons laatste stukje hoop glipte uit onze handen.
Twee couveuses, één leeg
Onze zoon Daan (toen drie) werd naar het ziekenhuis gebracht. De twee couveuses stonden naast elkaar, maar eentje was leeg. ‘‘Waar is Anna?’’, vroeg hij. Ik moest hem vertellen dat ze overleden was. Ik zei: ‘‘Anna is nu in de hemel bij de Here Jezus en Lynn gaat daar ook zo naartoe.’’
Daan vroeg: ‘‘Mag ik haar brengen?’’ Mijn hart brak in duizend stukjes. Dat beeld om haar bij Jezus te brengen, heeft hij vastgehouden.
Op 9 november 2018 zijn Anna en Lynn overleden. Toen ik dat hoorde, schreeuwde ik een oerkreet.
Bij de uitvaart hebben we met z’n drieën bij het graf afscheid genomen. ‘‘Nu mag je ze aan de Here Jezus geven’’, zeiden we tegen Daan.
‘Rouw voelt donker’
Voorheen had ik een haat-liefdeverhouding met rouw. Het voelde donker en depressief, terwijl ik van nature een rasoptimist ben. Het glas is altijd halfvol. Rouw voelt donker. Ik liep er met een grote boog omheen of probeerde er zo snel mogelijk doorheen te gaan: hoe kan ik perfect rouwen?
Totdat ik ontdekte dat rouw een liefdestaal is voor de persoon die er niet meer is. Natuurlijk raakt het me enorm als ik ergens een tweeling zie. Maar het laat ook zien hoeveel ik van mijn meiden houd.
‘Ik ben boos op God geweest. Het voelde allemaal zo oneerlijk. Anderen genezen en mijn dochters niet.’
Mijn godsbeeld is door dit alles veranderd. Ik studeerde theologie en leerde hoe het met lijden zit, maar nu kreeg lijden een gezicht. In ons geval: twee gezichtjes.
Ik ben altijd eerlijk en persoonlijk in mijn omgang met God. Ik ben boos op Hem geweest. Het voelde allemaal zo oneerlijk. Anderen genezen en mijn dochters niet. Ik vertelde aan de gemeente niet alleen het mooie verhaal, maar ook echte verhaal. Ik ben kwetsbaarder geworden in mijn preken.
Troost vinden
Wat mij troostte, was een beeld dat ik voor me zag op de NICU, met de twee couveuses. Ik zag God als vrouw tussen de couveuses staan, met haar handen erop, en God huilde. Dit verlies deed God ook verdriet.
Als iemand weet wat het betekent om een kind te verliezen, dan is God het wel. Dat beeld heeft de waarom-vraag niet beantwoord maar wel de drang naar de waarom-vragen het zwijgen opgelegd. Het is een beeld waar ik tot op de dag van vandaag troost uit haal.’
Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Dick Vos