Kura Hulanda slavernij Curacao

Curaçao gebukt onder ‘mentale slavernij’: ‘Nog steeds de koloniale achtertuin van Nederland’

Het is tot slaaf gemaakten op Curaçao grondig ingeprent door Nederlandse kolonisten: ze zijn ‘zwart, lelijk en niets waard’. En dat heeft nog steeds invloed. ‘Een Curaçaoënaar noemde zichzelf pretu mahos, zwart en lelijk. Het raakte me.’

‘Er is zo veel fout aan dit plakkaat’, zegt activist en choreograaf Naomie Pieter (33). Met uitzicht op de Pontjesbrug en de Sint Annabaai in Punda, een wijk in de Curaçaose hoofdstad Willemstad, leest ze voor: ‘Hulde aan koning Willem III ter gelegenheid van het 25-jarig emancipatiefeest, Curaçao 1863 – 1 juli – 1888.’

De woorden staan op een marmeren plateau dat aan de donkergele muur van Fort Amsterdam hangt. ‘Forti’, de huidige regeringszetel van Curaçao, is gebouwd door tot slaaf gemaakten. Het plakkaat wordt afgesloten met: ‘Een vrij en dankbaar volk aan een edel en goed vorst’.

‘Het gaat om een vrijheid die nooit afgenomen had moeten worden’, zegt Pieter. ‘En waar zijn we precies dankbaar voor? Nederland beschrijft de bevrijding als een feest, maar dit is gewoon koloniale propaganda. Koning Willem III heeft geen vrijheid gegeven, omdat hij dacht: het is verschrikkelijk wat ik deze mensen heb aangedaan. Hij heeft vrijheid gegeven onder politieke druk.’

Ze vindt het ‘schandalig’ dat dit plakkaat vandaag de dag nog op zo’n prominente plek in de stad hangt. Toeristen lopen af en aan over de Koningin Emmabrug. Ze maken foto’s van de karakteristieke kleurrijke panden aan de Handelskade. Pieter: ‘De koloniale woorden kunnen onze hedendaagse geest besmetten. Het plakkaat hoeft niet kapot, hoor. Maar hang het in een museum. Dan kunnen we blijven reflecteren op de koloniale propaganda.’

Slavernijverleden en -heden

De hedendaagse geest wordt nog steeds beïnvloed door het slavernijverleden, erkent Welton ‘Papi’ Esprit (71). Hij is voorganger van New Song, een kerk zonder denominatie met zo’n driehonderd leden en twee locaties. Ook zijn er tien kerken in Nederland, één in Congo en één in Kenia.

‘Ons grootste probleem is het slavernijverleden, maar ook wat ik het slavernijheden noem’, vertelt Esprit. ‘Als je je historie niet kent, word je geleid door de geschiedenis van anderen. En als anderen je leiden in een cultuur die niet van jou is, ken je je eigen identiteit niet.’ Dat is precies waar het volgens de prediker spaak loopt. ‘Ons denkpatroon is stil blijven staan. Het is ons nooit geleerd wie we zijn en wat we kunnen bereiken. Mentaal zijn we daarom nog steeds tot slaaf gemaakten.’

Sleutelpositie van het eiland

Curaçao had in de zeventiende eeuw een sleutelpositie in de slavenhandel en groeide daardoor uit tot een van de meest welvarende eilanden in het Caribisch gebied. De wijken Punda en Otrobanda – aan weerszijden van de Sint Annabaai – waren het middelpunt van de trans-Atlantische slavenhandel. Zo’n 100.000 mensen werden door de West-Indische Compagnie verscheept naar Curaçao en vanaf daar verhandeld aan plantagehouders in Midden- en Zuid-Amerika. Tot slaaf gemaakten die niet werden verkocht, werkten in de huishouding, in de haven of op de plantages.

Slavernij is lang verdrongen op Curaçao, dat ruim 150.000 inwoners telt en tweeënhalf keer zo groot is als Texel. ‘Ik ga niet liegen’, zegt Ulrich Schermer (39). ‘Ik praat nooit met mijn vrienden over slavernij.’ Hij heeft net een paar snorkels verkocht. Zijn werkplek, stand Playa Piskadó aan de westkust van het eiland, is afgeladen met toeristen, die met name hierheen komen om schildpadden te spotten. Schermer verkoopt zeven dagen per week snacks, snorkelsets en zonnebrandcrème. ‘Ik heb geen tijd om het nieuws te volgen of om over slavernij te lezen.’

Bewustwording en belangstelling

De laatste tijd zijn er steeds meer mensen die zich wél uitspreken. Tyrone Brunken (38) is een van hen. Hij is afro-tourgids en woordvoerder bij protestacties tegen Zwarte Piet op Curaçao. ‘De bewustwording en belangstelling voor het slavernijverleden groeit. De Tula-herdenking op 17 augustus wordt door steeds meer mensen bezocht. Ook jongeren komen eropaf’, vertelt hij vanuit Parke Lucha Pa Libertat (Park van de Vrijheidsstrijd). In dat park staat een monument voor verzetsstrijder Tula op de plek waar hij is onthoofd.

Volgens Brunken is het noodzakelijk dat kennis over het slavernijverleden wordt gedeeld. ‘Veel historie hebben we nooit op school geleerd. Het is makkelijk om te zeggen: slavernij was lang geleden en het heeft nu geen invloed meer. Maar het heeft wel degelijk invloed. We moeten ons daar nog meer bewust van zijn.’

‘Hoe donkerder je huidskleur, hoe minder mogelijkheden.’

‘We kunnen ons amper voorstellen in welke mate en in welke omvang het slavernijverleden nog steeds doorwerkt’, merkt Louise de Bode (73) op. Ze is voormalig jurist en de eerste vrouwelijke priester van de Anglican Episcopal Church, de anglicaanse kerk op het eiland. Én ze is nazaat van tot slaaf gemaakten. De afgelopen jaren deed ze onderzoek naar slavernij en voerde ze er veel gesprekken over. ‘Door de slavernijgeschiedenis ben ik dichter bij mezelf gekomen en bij de ziel van andere nazaten op het eiland en daarbuiten.’

De doorwerking herkent ze in een negatief zelfbeeld, in gewoontes, in de taal, de muziek en het eten. Op al die verschillende vlakken is er sprake van onderwaardering op grond van huidskleur en etniciteit. Hoe donkerder je huidskleur, hoe minder mogelijkheden, stelt ze.

Vernieuwing van denken

Dat is ook Gideon Isena opgevallen, hij is senior beleidsadviseur bij de overheid. ‘De blanke Nederlanders hebben bewust en onbewust een inferioriteitscomplex gecreëerd en gehandhaafd bij onze mensen. Voor hen was dat noodzakelijk, om zo hun eigen superioriteitscomplex in stand te houden. Jammer genoeg werkt dit nog steeds door in een negatief zelfbeeld bij veel Curaçaoënaars.’

Onlangs was Isena in gesprek met een mede-Curaçaoënaar, die zichzelf ‘pretu mahos’ noemde. ‘Hij zei letterlijk: ik ben zwart en lelijk. Het raakte me. Ik vroeg hem waarom hij de woorden pretu – Papiaments voor zwart – en mahos – lelijk – aan elkaar koppelde. Daar had hij geen antwoord op. Tot slaaf gemaakten werden uitgescholden voor zwart en lelijk. We zeggen dus soms woorden tegen onszelf of tegen een ander zonder ons te realiseren wat we precies zeggen. Daarmee houden we onbewust de doorwerking van het slavernijverleden in stand.’

‘Er is nog steeds mentale slavernij. Daar moeten we echt vanaf.’

Tourgids Brunken probeert die doorwerking te doorbreken met zijn boodschap, maar ook door zijn uiterlijk. Hij draagt bijvoorbeeld bewust een afro-kapsel. ‘In de slavernij moest het haar van tot slaaf gemaakten verborgen blijven. Lang heb ik mijn haar geknipt, omdat ik de indruk kreeg dat anderen dat van mij verwachtten. Vrouwen doen tegenwoordig van alles met hun haar zodat het er niet natuurlijk uitziet. Maar ons haar hoort bij onze identiteit. Ik schaam me er niet voor. Ik ben er juist trots op.’ 

Belangrijker dan zijn kapsel vindt Brunken de thema’s die hij ter sprake brengt. ‘Er is nog steeds mentale slavernij. Daar moeten we echt vanaf.’ 

Isena zegt dat die verandering thuis begint. ‘Met goede rolmodellen.’

Voorganger Esprit vindt dat kerkleiders een rol kunnen spelen in het verbannen van mentale slavernij. Hij zegt dat een ‘vernieuwing van denken’ nodig is. Kerkleiders zouden in hun preken daar meer op in kunnen spelen. Zelf preekt hij vaak over identiteit. ‘Jarenlang is het ons ingeprent dat we niets waard zijn. We moeten als volk meer bewust worden wie we zijn.’

Bruggen en beelden

Esprit stelt verder dat de focus niet op Nederlanders moet liggen, maar op eigen mensen en hun verdiensten. ‘Als we niet oppassen, is er een stukje Nederland op Curaçao. Laten we onze eigen helden eren. Laten we bruggen en pleinen naar hen vernoemen en standbeelden voor hen plaatsen. We hebben hier de Koningin Emmabrug, Koningin Julianabrug en Prinses Amaliabrug. Ik vind het schandalig. 

Koningin Wilhelmina heeft niets voor ons gedaan en ze heeft niets voor ons betekend tijdens de oorlog. Ze is zelfs gevlucht naar Engeland, terwijl onze Tula in 1795 de strijd voor bevrijding is aangegaan. Hij is onze nationale held die de confrontatie niet schuwde. Verander het Wilhelminaplein in het Tulaplein.’

‘Curaçao is een koloniaal project.’

‘Er zijn bijna geen standbeelden van vrouwen. En als je ze wel tegenkomt, drie keer raden van wie ze zijn. Juist, van Nederlanders’, zegt Pieter. Begin dit jaar danste ze tijdens het kennismakingsbezoek van Amalia aan de eilanden voor het koningspaar en de kroonprinses bij Landhuis Knip. Het was een voorstelling over Tula, ze noemde het eerder in deze krant een ‘dans van verzet’. 

Op het Wilhelminaplein wijst ze naar het standbeeld van Wilhelmina. Onder het beeld staat: ‘dankbare onderdanen’. Pieter herhaalt de twee woorden vol ongeloof. ‘Ik vind het vreemd dat Nederlanders zo geëerd worden. Er zijn genoeg Curaçaose vrouwen die iets hebben betekend voor het eiland. Denk aan de eerste vrouw in het parlement.’

Curaçao is volgens haar nog altijd een ‘koloniaal project’. ‘Kun je zo’n plek transformeren in een plaats die wel democratisch en rechtvaardig is? Het is geprobeerd toen we autonoom werden, een eigen land binnen het Nederlandse Koninkrijk. Maar we zijn nog steeds de koloniale achtertuin van Nederland.’

Talent en veerkracht

Nog geregeld wordt op het eiland tegen Nederland geageerd alsof het de vijand is, merkt Isena. ‘Ik begrijp dat niet. We kunnen veel van Nederlanders leren. Hoe we ons als eiland bijvoorbeeld goed kunnen organiseren. Wij zijn daar niet zo sterk in. Dat komt door de slavernijstructuur. Laat ze maar aanmodderen, zeiden de kolonisten. Daardoor bleven tot slaaf gemaakten vaak ongeorganiseerd.’

‘We hebben bruggenbouwers nodig’, vult De Bode aan. ‘Als we elkaars verhalen niet kennen, blijft de weg naar een gezonde toekomst stroperig. Ik hoop dat Curaçaoënaars en Nederlanders naar elkaar luisteren op basis van wederzijds respect.’

‘Ons bloed heeft dezelfde rode kleur. Ik hoop dat we elkaar altijd als mensen zien en behandelen.’

Het wordt tijd dat de Curaçaose bevolking inziet dat zij een ‘mooi en sterk volk’ is, zegt Esprit. De predikant vergelijkt Curaçao met David uit de Bijbel. ‘David wordt door zijn gezin vergeten en verworpen. Hij barst van het talent, zelfs zijn vijanden zien dat. David richt zichzelf op door God te zoeken. Dat is hoe Curaçao ook kan zijn. 

Wij moeten opstaan. We zijn geen groot volk. Maar we hebben goede sporters, specialisten, artsen, kunstenaars en zangers die overal ter wereld werken. Curaçao heeft genoeg veerkracht. Als we elkaar maar onderling eren én respecteren. 

Wij zijn wie we zijn. De een is zwart, de ander is wit. Maar ons bloed heeft dezelfde rode kleur. Ik hoop dat we elkaar altijd als mensen zien en behandelen.’ 

Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad.

Scroll naar boven