‘God is samen met mij door lijden gegaan. Hij heeft mij er doorheen gesleept. Hoe heb ik naar Hem kunnen schreeuwen?’ Het is in april vier jaar geleden dat het leven van Jannica van Barneveld (33) aan een zijden draadje hing door acuut leverfalen. Zonder levertransplantatie en een donorlever was ze er nu niet meer geweest.
‘Het was alsof God tegen mij zei: ‘‘Je gaat nog zieker worden dan je nu bent, maar je zult volledig herstellen.’’ Ik lag toen alleen op mijn kamer in het ziekenhuis in Ede. Ik had geen idee wat er met mij zou gaan gebeuren, maar de woorden gaven rust. Het voelde alsof God hiermee zei: ‘‘Jannica, ik weet wat er gaat gebeuren, maar je bent van mij en ik weet de uitkomst al.’’ Eigenlijk is dat heel lief van God.
Maar voor de uitkomst moest ik wel door een hel. En vooral mijn man en familie ook. Uiteindelijk bleek dat deze belofte mijn geliefden veel hoop heeft gegeven op momenten dat mijn situatie kritiek werd, hoorde ik achteraf. In het ziekenhuis werd vrij snel duidelijk: mijn eigen lever komt er niet meer bovenop. Alleen een levertransplantatie kan mij redden.
Door mijn eigen lijden is Goede Vrijdag meer gaan leven. Het reddingsverhaal van God, die niet heldhaftig met vuur naar beneden komt en alles oplost, vind ik zo mooi. Hij gaat zelf door het proces van lijden en daarmee laat hij zijn aanstootgevende, ontwapenende en wilde liefde zien. Ik begrijp zijn lijden nu beter dan voorheen en daarom begrijp ik zijn liefde ook beter. Lijden vertelt mij dat God goed is. Door naar Goede Vrijdag te kijken, weet ik dat ik thuis ben. Ik voel mij een hemelbewoner op aarde.
‘Het reddingsverhaal van God, die niet heldhaftig met vuur naar beneden komt en alles oplost, vind ik zo mooi.’
In maart 2018 was ik op tournee door Nederland met zanger Martin Smith. Een leuke klus om samen met hem te zingen. Spannend ook, want ik wilde alles heel goed doen. Ik merkte dat mijn lichaam moe was. Ik was niet fit en werd steeds misselijker. Een paar dagen na de tour werd ik geel: mijn ogen en mijn lichaam. Ik was toen nog niet geschokt. Hier zijn vast medicijnen voor, dan gaat het weer beter, dacht ik. Maar uit bloedonderzoek kwam helemaal niets. Mijn man William bracht me na een week ziek thuis naar het ziekenhuis in Ede. Aan de arts vroeg ik of ik alsjeblieft mocht blijven.
In Ede heb ik mijn dochter Vieve, die toen tweeënhalf jaar was, voor mijn gevoel voor het laatst gezien. Ik heb geen afscheid van haar genomen. Daarna ben ik overgeplaatst naar het Erasmus MC in Rotterdam. Ik hoorde mensen om mij heen praten: ‘‘Dit gaat niet goed, het gaat slechter met haar’’. Ik weet nog dat William zei: ‘‘We gaan ons aanmelden voor transplantatie, ben je daar oké mee?’’ Al snijd je mij open, het maakt allemaal niet uit, doe iets, dacht ik.
Nog een keer samen zingen
Opeens had ik een helder moment. Om mij Vieve te herinneren wilde ik graag een liedje zingen. Mijn man en ouders verwachtten een aanbiddingslied, maar ik zong een kinderliedje, dat we iedere avond na het eten samen zongen. Dan draaiden we heel hard muziek in de woonkamer en dansten we met elkaar. Ik miste Vieve heel erg.
Een ander helder moment was toen William het liedje ‘‘It is well’’ van Bethel Worship opzette. Het was ons afscheid; we hebben samen gezongen en gehuild. Eigenlijk was ik te ziek om ruimte te geven aan verdriet. Ik voelde mij van binnen afsterven. Mijn lichaam stopte met functioneren. Ik was aan het wegkwijnen. Alsof je je uitstrekt naar hulp, maar die is er niet.
Toen ging de 72 uur in om een geschikte donorlever te vinden en werd ik in coma gebracht op de intensive care. Langzaam kwam ik in een andere wereld. Ik moest mij overgeven aan wat zou komen. Hoe gaat het aflopen? Ga ik terug of ga ik heen? Ik zweefde tussen hemel en aarde.
Naar de hemel schreeuwen
Uiteindelijk werd ik na de transplantatie wakker. Ik zag dat ik was opengesneden. Uit mijn lichaam kwamen slangen. Ik raakte in paniek. Wat is er gebeurd? Ga ik nog wel leven? Niemand kan op dat moment vertellen dat het goed komt. De eerste paar weken is het ook maar de vraag of de lever goed blijft zitten of gaat afstoten. Heel beangstigend. Ik kon niet praten, niet slikken, niet eten, niet drinken, niet nadenken. Ik had alleen heel veel pijn. Ik lag aan elkaar genaaid en mijn buik was ook nog losjes gehecht, omdat artsen dachten dat ze er weer bij moesten. Heel confronterend. Opeens was ik een kasplantje. Toen schreeuwde ik naar de hemel.
Het was een schreeuw van frustratie, onbegrip en verlies. Waarom overkomt mij dit? Ik wilde juist nu in dit lijden God dichtbij ervaren. Het voelde alsof Hij zijn handen van mij had afgetrokken. In de ziekenhuiskamer gooide ik eerlijk mijn frustratie eruit naar God. Opeens was het alsof de Heilige Geest mijn ogen opende. Toen keek ik in het liefdevolle gezicht van Goede Vrijdag. Nu zie ik de schreeuw als schoonheid. Het is een uiting van afhankelijkheid naar Hem.
‘Opeens was ik een kasplantje. Toen schreeuwde ik naar de hemel. Nu zie ik de schreeuw als schoonheid.’
De herinnering voelt ook mooi en warm. Er is zo veel moois uit voortgekomen. Iedereen zegt lieve woorden in een periode van lijden: we houden van je, we hadden je echt niet kunnen missen. Ik ontdekte dat mijn broer een deel van zijn lever wilde afstaan – zo lief. Mijn ogen zijn geopend voor alle zegeningen. Daarvóór zag ik ze ook wel, maar ik was toch vooral bezig met de zegen die komt als ik iets bereikt heb. Mijn leven zit vol geluk: een man die van mij houdt en met wie ik gelukkig ben, een lieve dochter die gezond is, mooie mensen om mij heen, een warme kerkfamilie. Mijn grootste goed zijn de mensen die ik liefheb.
God is meer dan ooit aan mijn zijde, zo voelt het, maar er is ook verlies. Ik zal mijn hele leven medicijnen moeten blijven slikken. Soms ben ik bang dat mijn nieren door de medicatie uitvallen. En mijn man en ik verlangen naar een tweede kindje, het gebeurt nog niet. Maar het voelt nu vooral als een zonnige periode in mijn leven.
Veel mensen hebben toen ik in coma lag, gebeden voor een wonderlijke genezing. God heeft mijn leven niet zonder transplantatie hersteld. Het feit dat ik tot het randje ben gegaan, totdat ik niets meer had, dáár zit voor mij het wonder. Ik heb geen grip op mijn lichaam en het leven op aarde. Maar ik vertrouw God volledig: Heer, hier is mijn leven.’
Op het podium van Opwekking
Jannica van Barneveld is spreker en aanbiddingsleider. Ze groeide op in een hervormd gezin in Delft; haar kerkelijke gemeente behoorde tot de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland. ‘Op mijn negende leerde ik God kennen, mede door oma Woudstra. Oma was vol van Jezus. Zij leerde mij dat ik altijd met God kan praten en Hem alles kan vertellen. Dus dat ben ik gaan doen.’
Met haar man William is ze dit jaar acht jaar getrouwd. Samen zijn ze ouders van Vieve (6). Ze zijn onderdeel van de evangelische gemeente Mozaiek0318 in hun woonplaats Veenendaal. Jannica spreekt geregeld in diensten van Mozaiek en was een aantal keren spreker in de BEAM Kerkdienst op televisie. Ook is ze trainer bij Sermon Movement Center, een school voor spreekvaardigheid en theologie.
Dit jaar is ze een van de hoofdsprekers op de Pinksterconferentie van Opwekking. ‘Mijn grootste verlangen is om Gods woord te spreken en te zingen. Ik hoop dat mensen zich overgeven aan intimiteit met Hem.’
Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Peter Boer