Theoloog des Vaderlands Kees van Ekris bezoekt dit jaar mensen uit diverse lagen van de samenleving. Een van zijn laatste ritten in functie voert naar een ‘soup kitchen’ in Amsterdam-Zuidoost. Daar ontmoet hij migrantenpastor Raffic Osman.
‘We hebben op het juiste moment afgesproken’, lacht Kees van Ekris (52), staand in het kerkcentrum De Nieuwe Stad in hartje Amsterdam-Zuidoost. Om hem heen schuiven mensen aan voor een gratis warme maaltijd.
In zijn hand een bord met witte rijst, kip in pindasaus en broccoli met sla. De tafels van de soup kitchen zijn bedekt met felgekleurde Afrikaanse prints. Van Ekris – nog een paar weken de Theoloog des Vaderlands – neemt plaats naast pastor Raffic Osman (64) van de kerk Treasures International Ministries.
‘Hoe is het om Theoloog des Vaderlands te zijn?’ vraagt pastor Osman. ‘Het besluitproces is mysterieus’, begint Van Ekris tussen twee happen door. ‘Je wordt overvallen door een telefoontje dat je gekozen bent. Het is een eer, maar kost ook veel tijd. Je bent vrij in de invulling van je rol. Dus ik maakte een plan om tien plekken te bezoeken die ik belangrijk en interessant vind.’
‘Ik wil anderen in het licht zetten, hun verhaal vertellen en theologisch reflecteren op wat ik in hen zie.’
Zijn project ‘Theologie voor het oprapen’ bracht hem de afgelopen maanden onder meer bij de harde kern van FC Utrecht, in de Tweede Kamer, waar hij een dag optrok met ChristenUnie-fractievoorzitter Mirjam Bikker en in het theater met zanger Stef Bos. Migrantenpastor Osman in de Bijlmer stond ook nog op zijn wensenlijstje.
Door de ogen van de ander
‘Ik ben met name geïnteresseerd in momenten van schoonheid en waarheid en ik zoek uit waar mensen morele ambitie hebben of waar ze een soort roeping ervaren’, e-mailt Van Ekris vooraf aan de pastor.
Hij wil zien met de ogen van Osman; daarom wil hij weten wie hij is, waar hij vandaan komt, wat hem drijft … ‘Dit project gaat niet om mij’, zegt Van Ekris later. ‘Ik wil anderen in het licht zetten, hun verhaal vertellen en theologisch reflecteren op wat ik in hen zie.’
Osman vertelt tijdens de maaltijd over de soup kitchen, een initiatief van zijn kerkgemeenschap in samenwerking met de Lutherse Diaconie. Hoewel Treasures haar samenkomsten houdt in Abcoude is de pastor doordeweeks vaak in De Nieuwe Stad – hij woont er om de hoek – voor de soup kitchen, om te bidden voor mensen en een luisterend oor te bieden. Wekelijks worden er ongeveer duizend maaltijden uitgedeeld, waarbij mensen van 10 tot 14 uur kunnen binnenlopen.
Warm opgevangen door christenen
Een van de bezoekers is een 30-jarige vervolgde predikant uit India. ‘Dit eten doet me denken aan Indiase curry’s’, zegt hij met een zachte blik. Hij is nu veertig dagen in Nederland en bezoekt De Nieuwe Stad meerdere keren per week. Hij vertelt over bedreigingen en verwoestingen in zijn geboorteland. ‘Mijn broers zijn vermoord, en ons huis en onze kerk zijn verwoest. Alleen mijn ouders leven nog.’
Uit wanhoop is hij naar Nederland gevlucht. ‘Communiceer je nog met je ouders?’, vraagt Van Ekris. ‘Ja, via WhatsApp. Mijn vader zei dat het beter is om het land te verlaten en opnieuw te beginnen. ‘Maak je geen zorgen om ons’, zei hij. Ze leven elke dag in angst om vermoord te worden.’
In India leidde de predikant een goed leven met een eigen huis, auto en land. Maar nu is hij alles verloren. Door Nederlandse christenen wordt hij warm opgevangen. ‘Daar ben ik dankbaar voor.’
Na de maaltijd zetten Van Ekris en Osman hun gesprek voort in een andere ruimte, waar ze openhartig praten over onder meer religie, migratie, roeping, identiteit en het leven in de Bijlmer.
Zeven jaar verslaafd
Osman is geboren in Nigeria, maar groeide op in Ghana, vertelt hij. Hij komt niet uit een traditioneel gezin: ‘Ik heb mijn ouders nooit samen gezien, hoewel ik ze beiden kende.’ Zijn grootmoeder voedde hem op. ‘We kwamen naar Nederland tijdens een periode van staatsgrepen in verschillende Afrikaanse landen, waaronder Ghana. Ik arriveerde hier op mijn 24e als vluchteling.’
Door een opeenstapeling van gebeurtenissen raakte hij verslaafd aan drugs en belandde hij op de straten van Amsterdam. ‘Zeven jaar was ik verslaafd aan heroïne en cocaïne.’
‘Ik hoorde een stem die zei: ‘Met mijn bloed heb ik je verlost. Ik heb al je schuld en schaamte weggewassen.’
Zijn huidige vrouw is christen en haar kerk bad voor hem. ‘Op een gegeven moment organiseerden ze veertig dagen van vasten en bidden, en ik – een moslim – stond op de gebedenlijst.’ Maar voor die veertig dagen begonnen, kon hij terecht bij Victory Outreach, een christelijk rehabilitatiecentrum.
Daar verbleef hij een jaar, waar hij afkickte zonder medicatie, enkel met gebed, en tot geloof kwam. ‘Tijdens een dienst hoorde ik een stem die zei: ‘’Met mijn bloed heb ik je verlost. Ik heb al je schuld en schaamte weggewassen.’’ Ik barstte in tranen uit, dat was het begin van mijn bekering tot het christelijk geloof.’
Aandachtig luisteren en vragen stellen
Van Ekris luistert aandachtig; zijn dictafoon staat aan en hij maakt aantekeningen. Hij vat samen, herhaalt en stelt soms een doorvraag. Dan kijkt hij op zijn papier en wil hij meer weten over migratie. ‘Ik ben erg geïnteresseerd in wat we kunnen leren van mensen met een migratieachtergrond. Vaak heb je dan leren leven met breuken, rafeligheid, onthechting, met geen vaderland meer hebben. Je leert op een bepaalde manier leven met verlies, of is dat te zwaar aangezet?’
Osman: ‘Je leert de nieuwe situatie accepteren, je leert leven met dromen die niet uitgekomen zijn.’ Aan het begin droomde hij nog om terug naar huis te gaan. Maar vijf jaar werden er tien en tien werden er twintig. ‘Nu ben ik een zestiger, heb ik mijn kinderen hier, en word ik opa. Dus, wanneer ga ik naar huis?’
‘Nu ben ik christen en mag ik levens aanraken, zoals met de soup kitchen. We kunnen zoveel mensen voeden en tot een zegen zijn.’
Hij beschrijft zijn leven wel als een succesverhaal. ‘Migratie heeft me geleid in het vervullen van Gods beloftes voor mijn leven. Ik zou het niet omschrijven als geluk of vreugde, maar als diepe vervulling, iets waarvoor woorden tekortschieten. Nu ben ik christen en mag ik levens aanraken, zoals met de soup kitchen. We kunnen zoveel mensen voeden en tot een zegen zijn.’
‘Je hebt toegang tot meerdere culturen en perspectieven, toch?’ vraagt Van Ekris. ‘Je eigen leven en je achtergrond, je drugsverslaving, je huwelijken, Afrika, Europa, islam, christendom, en de generaties van jezelf, je ouders en je kinderen’, somt hij op. ‘Dat is een rijk, gerijpt leven met veel perspectieven.’ Van Ekris benadrukt meerdere keren hoe sterk hij het vindt dat Osman zo ‘gematigd’ is in zijn meningen en in zijn spreken, waarop Osman enkel met een knikje reageert.
Schaduwzijde van de cultuur
Daarna gaat het over racisme. Van Ekris vertelt over zijn gevoeligheid voor racisme, mede getriggerd door ervaringen van zijn pleegzoon. ‘Als je een andere huidskleur hebt dan de gemiddelde Nederlander krijg je te maken met racisme, openlijk of sluw. Ik zie dat als een schaduwzijde van mijn cultuur. Hoe is het voor jou om in die realiteit te werken?’
‘De onderliggende factor is angst’, reageert Osman. ‘Angst leidt mensen tot bepaalde gedachten en daden, en die angst is uiteindelijk niet gezond. Veel mensen denken dat migranten hun land ‘binnenvallen’. Ik wil niemand de schuld geven; dat probeer ik te vermijden. Maar de geschiedenis leert ons dat de samenleving migranten nodig heeft.’
Elke cultuur heeft het goede, slechte en het lelijke in zich, stelt Osman. ‘Nederland is goed voor ons. Echt waar. Ik heb kansen gekregen die ik in mijn eigen land misschien niet zou hebben gehad.’
Het is inmiddels voorbij tweeën, de soup kitchen zit erop. De bezoekers zijn vertrokken, de tafelkleden worden opgevouwen en de vloer wordt gedweild. ‘Heb ik aan je verwachtingen voldaan?’ vraagt Osman. Van Ekris glundert. ‘Zeker weten.’
Dit verhaal is geplaatst in het Nederlands Dagblad. Foto: Martin Waalboer