In de zesde klas van het gymnasium schreef Huub Oosterhuis zijn eerste gedicht geïnspireerd op een bijbelverhaal. Het was bepaald niet de laatste keer dat hij uit de Bijbel zou putten voor liturgische poëzie en liederen. Honderden liederen van zijn hand worden in de volle breedte van de Nederlandse kerk gezongen. ‘Ik dicht met mijn oren open.’
Huub Oosterhuis (88) zit aan de eettafel in zijn Amsterdamse woning, die grenst aan het Vondelpark. ‘Vroeger liep ik in het park te lezen’, herinnert hij zich. ‘Met een boek liep ik het hele park door. Toen was het nog rustiger.’ Hij doelt op de huidige coronademonstraties op het nabijgelegen Museumplein, overvliegende helikopters en stoeten mensen die door de stad trekken.
Binnen in huis is het een oase van rust en creativiteit. Met – hoe kan het voor een schrijver ook anders – een goed gevulde boekenkast en aan de muur kunstwerken en familiefoto’s. Ondertussen schenkt Oosterhuis thee in en deelt met liefde meer dan één koekje uit.
Op tafel ligt een stapeltje wit papier met een pen. ‘Ik schrijf alle gedichten en liederen met ballpoint of potlood. Ik heb niet zo’n ding’, zegt hij wijzend naar de laptop van de journaliste.